De Betekenis van Nabijheid - Promotieonderzoek in Drents Dorp
De Betekenis van Nabijheid - Promotieonderzoek in Drents Dorp
In maart is Lilian Linders gepromoveerd op een sociaal onderzoek naar de informele zorg in een volksbuurt. Copromotor was Jan Steyaert die als lector verbonden is aan de Fontys Hogeschool te Eindhoven.
Eerst maar wat cijfers:
- De dissertatie telt 300 bladzijden.
- De bronnenlijst beslaat maar liefst 15 bladzijden met in totaal 300 verwijzingen!
- Het onderzoek is mede uitgevoerd door 70 studenten van Fontys afdeling sociaal pedagogische hulpverlening(SPH), die samen zo'n 400 interviews hebben afgenomen bij bewoners in de wijk Drents Dorp. Daaraan voorafgaand hebben ruim 860 bewoners een formulier ingevuld.
- Mevrouw Linders heeft ruim 4 jaar aan het onderzoek gewerkt en is als docent/onderzoeker verbonden aan de Hogeschool Sociale studies van Fontys.
Bij veel wetenschappelijk onderzoek is de maatschappelijke relevantie ondergeschikt. Dat geldt echter helemaal niet voor dit zeer bruikbare en leesbare onderzoek.
Belangrijk daarbij is ook dat de relevante informatie verkregen is niet op basis van deskresearch maar door veldwerk in de buurt, zoals ook bij de SP vaak gebeurt.
De vraag was hoe de onderlinge informele zorg in een volksbuurt eruit ziet.
Het huidige overheidsbeleid kent als peilers zelfredzaamheid, onderling zorg en zo lang mogelijk zelfstandig blijven met hulp/ondersteuning in de thuissituatie. Daar is ook de wet Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) voor bedoeld en die mantelzorg mogelijk maakt. Hoe verhoudt de formele zorg zich tegenover de informele zorg was een van de onderzoekspunten. De aanpak van achterstandswijken is gericht op een betere leefbaarheid maar ook op het vergroten van sociale cohesie in een wijk. Een achterliggende veronderstelling daarbij is dat het vergroten van de sociale cohesie (de binding) de solidariteit in een buurt vergroot en de onderlinge aandacht en zorg voor elkaar verbetert.
De resultaten van het onderzoek leveren daarover verrassende inzichten. Het blijkt dat de binding of sociale cohesie in een achterstands- of volksbuurt maar heel beperkt is en zeker niet leidt tot onderlinge zorg in de buurt.
Een volksbuurt, hoe lang men er ook al woont is toch geen gemeenschap. Toch wordt er zoals uit verschillende studies is gebleken nog veel onderlinge, informele zorg gegeven. De veronderstelde onderlinge solidariteit verschijnt in praktijk in een hele bijzondere vorm. Niet de sterkste schouders helpen de zwakkeren, maar vooral de mensen met problemen helpen elkaar. Linders noemt het in een bekende beeldspraak: de lamme helpt de blinde!
Het zijn dus lotgenoten die elkaar helpen en dat kunnen buren, familie of vrienden zijn, terwijl de WMO uitgaat van solidariteit tussen weerbare en kwetsbare burgers. Dat levert de vreemde situatie op dat mensen die zorg aan anderen verlenen vaak zelf ook hulpbehoevend zijn.
De nabijheid (zie ook titel) speelt een belangrijke rol. De hulpverlening geschiedt op individuele basis omdat men elkaar kent als buren of familieleden.
Verder speelt mee dat veel mensen zorg van anderen moeilijk kunnen accepteren. Linders noemt dat vraagverlegenheid. Dat is begrijpelijk want mensen willen graag zo lang mogelijk onafhankelijk en zelfredzaam blijven en daar rekent de overheid ook op. Toch levert dat het probleem op dat de WMO teveel op het aanbod van zorg is gericht en te weinig oog heeft voor een achterblijvende werkelijk benodigde vraag aan zorg.
Bij deze resultaten moest ik meteen denken aan het nieuwe SIRE tv-spotje dat perfect dit probleem zichtbaar maakt. Een boer die fietsers de weg wil wijzen maar als bedreiging gezien wordt. Een allochtone vrouw die vriendelijk een buurvrouw groet maar argwanend wordt bekeken. Een achterop rijdende automobilist die bij een stoplicht toetert en een voorganger op iets wil attenderen. De vrouwelijke chauffeur schrikt hiervan en rijdt pardoes door het rood. Hoe gaan we om met vriendelijke, zorgzame mensen is dan de vraag die gesteld wordt!
Linders noemt ook ergens in haar onderzoek het Mattheüs-effect. Dat betekent dat kansarme burgers minder profiteren van collectief gefinancierde voorzieningen dan kansrijke burgers. De ingewikkelde formulieren en procedures zijn daar debet aan. Mensen schromen ervoor om gebruik te maken van professionele hulp. Dat leidt tot ondergebruik van voorzieningen. Alleen wie mondig is krijgt meer voor elkaar.
Het NRC heeft al aandacht aan dit proefschrift besteedt via een artikel van Paul Schnabel op zaterdag 4 april. Ook is de onderzoekster te gast geweest in een actualiteitprogramma op Radio 1.
Linders heeft een geweldige prestatie geleverd met deze dissertatie. Beleidsmakers, zorgverleners, buurtwerkers en politici zouden kennis moeten nemen van deze resultaten en daarop hun visie, beleid en gedrag moeten aanpassen.
Ruud Thelosen
SP lid
Reactie toevoegen