h

Fundamentele herbezinning op nieuwe autowegen nodig

7 februari 2014

Fundamentele herbezinning op nieuwe autowegen nodig

De Tweede Kamer-motie om de subsidie aan de Ruit om Eindhoven uit te stellen leunde mede op een rapport van het gerenommeerde bureau CE Delft “Uitbreiding snelwegen: nodig of overbodig?”. De lokale pers heeft daaruit vooral de regionale conclusie benoemd: “Opbrengst Ruit nul of negatief”. Het CEDelft-rapport heeft echter een veel wijdere strekking.

Lees hier voor een gastopinie van Bernard Gerard over dit onderwerp.

Scenario’s en verkeersmodellen algemeen

Voorspellen is moeilijk, vooral als het over de toekomst gaat . Maar als het Nederlandse scenario- en modelleersysteem redelijk zou werken, zou dat al steun bieden. CEDelft signaleert echter belangrijke gebreken.

Beleidsmakers moeten minstens een hoog en een laag scenario hanteren om een bandbreedte aan uitkomsten te krijgen. Een scenario is geen prognose. Toch laten overheden het meestal bij alleen het hoogste scenario. Het resultaat wordt dan soms gepresenteerd als een middenvariant en behandeld als voorspelling.

Soms wordt erg lang vastgehouden aan inmiddels achterhaalde uitgangspunten. In alle CPB-scenario’s is de olieprijs bijvoorbeeld nog steeds $24 per barrel. In werkelijkheid is die al sinds 2005 twee tot vier maal zo hoog.

CEDelft noemt sociale trends, zoals bijvoorbeeld de vergrijzing, het Nieuwe Werken, en re-urbanisatie (regiojongeren verhuizen naar de stad), die het autoverkeer waarschijnlijk sterk gaan beïnvloeden en onvoldoende in de modellen meegenomen worden.

Ook analyseert CEDelft het “spanningsveld tussen de rol van onderzoekers en van bestuurders”. Het citeert professor Van Wee (2012) “Sommige geïnterviewde deskundigen geven aan dat in de relatie tussen onderzoekers en hun opdrachtgevers er soms enige druk wordt uitgeoefend om keuzes te maken die de resultaten beïnvloeden in een bepaalde, gewenste richting”. Het lijken wel accountants na een bedrijfsschandaal.

Verkeersmodellen en de Ruit

Binnen de CPB-scenario’s kiest de provincie systematisch voor de hoogste groei.

De provincie werkt die uit met het eigen SRE-model, en niet met het wetenschappelijk beproefde NRM-model. Model SRE2.0 was nog gebaseerd was op CPB1997. Gaande het proces stapte men over op SRE3.0, dat gebaseerd is op CPB2006. Alleen die overstap al gaf drastisch lagere uitkomsten.

Daar bovenop, zegt CEDelft, zijn de modelinstellingen zo aangepast dat het Brainportverkeer nog harder groeit dan elders. De groei van het aantal arbeidsplaatsen is 200% hoger ingeschat, en het aantal inwoners 65% hoger, dan in het NRM.

CEDelft zegt in nette termen dat de manier, waarop de plannenmakers de overstap maken van 2.0 naar 3.0 broddelwerk is. Data uit beide bronnen zijn op een onverantwoorde wijze gemixt zonder nieuwe, consequente berekening.

Ook de provincie presenteert haar (anabool opgepompte) enkelvoudige scenario ten onrechte als prognose: “Brainport gaat na 2020 vastlopen”.

Scenario’s en werkelijkheid

CEDelft presenteert grafieken die de scenario’s met de werkelijkheid vergelijken. De bovenste getrokken lijn is het GE-scenario, de onderste het RC-scenario.

De werkelijke verkeersgroei zit dus rond het RC-scenario, zelfs al voor de crisis. Zoals het CEDelft opmerkt, begon de afvlakking van de groei van het autoverkeer al in 2005, dat is drie jaar voor de Lehman Brothers bank omviel.

Wat moet er veranderen?

  • Er is niet alleen een herbezinning nodig op de Ruit, maar op de aanleg van autowegen in het algemeen.
  • Het moet verplicht gesteld worden om met een hoog en een laag groeiscenario te rekenen, en om actuele cijfers te gebruiken. Inmiddels heeft de minister gezegd het Ruit-onderzoek op deze basis over te doen.
  • Het SRE-model moet aantoonbaar en volledig sporen met het NRM-model
  • Voor het nieuwe Ruit-onderzoek komen alleen bureau’s in aanmerking die voldoende onafhankelijk van de provincie zijn.

Bernard Gerard is vrijwilliger van het Platform Noord-Oost Corridor

MIRT, scenario’s, verkeersmodellen, tellingen Grote infrastructuurprojecten volgen een ingewikkelde procedure. Vragen als “Wat willen wij met een bepaald gebied?” en “Welke infrastructuur is daar eventueel voor nodig?” en “hoe moet die er dan uitzien?” worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) en de daarop volgende projecten uitgewerkt met instrumenten als de MKBA en de MER.
De MKBA Analyseert de Maatschappelijke Kosten en Baten en leidt tot een saldo.
De MER (Milieu Effect Rapportage) brengt de gevolgen voor milieu en natuur in beeld.
Beide documenten kunnen slechts worden opgesteld op basis van veronderstellingen.
De omvang van het verkeer wordt geschat met CPB-scenario’s. Om de zoveel jaar verschijnt daarvan een nieuwe set. De recentste is uit 2006 en omvat vier modellen, variërend van het zeer optimistische GE-scenario tot het behoudende RC-scenario. Er zijn ook nog scenario’s uit 1997 in omloop.
De verdeling van het verkeer wordt berekend met verkeersmodellen. Op regioschaal is het Nederlands Regionaal Model (NRM) van Rijkswaterstaat de standaard. Dat is wetenschappelijk onderbouwd en wordt regelmatig onderhouden.
Omdat scenario’s lang meegaan, kunnen de voorspellingen na verloop van tijd vergeleken worden met de werkelijkheid, o.a. met verkeerstellingen.

Reactie toevoegen

U bent hier