h

Waarom socialisme?

10 september 2013

Waarom socialisme?

Deze vraag is in de geschiedenis natuurlijk heel vaak gesteld door economen en vele wetenschappers hebben geprobeerd hierop een antwoord te geven. Verrassend genoeg heeft ook het natuurkundig genie Albert Einstein zich deze vraag gesteld en beantwoordt in een essay dat gepubliceerd is in het tijdschrift “Monthly Review” (mei 1949).

Hij was toen al wereldberoemd vanwege zijn Nobelprijs voor de Natuurkunde en leefde in de VS (Princeton University), gevlucht voor de Nazi’s omdat hij Jood was. Toch was het mogelijk in die jaren ook nog riskant voor Einstein, omdat socialisme en communisme al snel op een hoop gegooid werden en er in de jaren 50 in de VS nog een hetze gaande was. Zo kennen we allemaal de communistenvervolging door senator McCarthy en zijn commissie tot midden jaren 50 (Koude Oorlog).

Albert EinsteinInteressant is het daarom des te meer om te lezen hoe en waarmee Einstein zijn betoog opbouwt, al is hij natuurlijk geen (politiek) econoom. In veel opzichten was hij controversieel en niet alleen op zijn eigen wetenschapsgebied. Hij heeft ook politieke en religieuze uitspraken gedaan die toch op zijn minst uitzonderlijk waren. Illustratief hiervoor is een brief aan de Amerikaanse regering met daarin suggesties over hoe de VS om zouden moeten gaan met “buitenaardse beschavingen” mochten deze de aarde bezoeken. Einstein beweerde, door bronnen uit militaire kringen, dat die contacten er al waren.

Het moet voor moderne socialisten een geweldige steun in de rug zijn om te weten dat juist Einstein, deze erudiete en vermaarde wetenschapper, hun kant heeft gekozen. Voor wie verwacht dat Einstein ingewikkelde formules, abstracte complexe theorieën of cijferreeksen zal gebruiken is er goed nieuws. Zijn betoog is verbazingwekkend eenvoudig en gelukkig voor iedereen te begrijpen.

Nu naar de inhoudelijke argumentatie. Einstein noemt een wetenschappelijke bron en wel Thorstein Veblen die verschillende fasen van menselijke ontwikkeling beschreef en de toenmalige tijd omschreef als de roofzuchtige (lees predatory) fase.

Dat betekende volgens Einstein dat de economische theorie (toen) dus geen licht kon werpen op een toekomstige situatie met een socialistische samenleving. “Socialisme is, volgens Einstein, gericht op een ethisch-sociaal doel en wetenschap kan helaas geen doelen realiseren. Wetenschap kan op zijn best wel de middelen verschaffen om bepaalde doelen te bereiken”. Einstein relativeert hiermee in sterke mate het belang van de economische wetenschap. Als het gaat om menselijke problemen, zoals de organisatie van de samenleving moeten we niet alleen de experts geloven.

Einstein formuleert als axioma dat de mens tegelijkertijd een alleenstaand (solitary) als een sociaal wezen is. Als alleenstaand wezen beschermt hij zijn eigen bestaan en dat van zijn naasten. Als sociaal wezen zoekt hij genegenheid en erkenning bij zijn medemensen. Dit zijn twee oerdriften. De samenleving(society) verschaft de mens voedsel, kleding, een thuis, gereedschap en cultuur. Zijn leven is mogelijk gemaakt door het werk en de inspanningen van vele miljoenen uit het verleden en heden. De mens is dus afhankelijk van de samenleving en dat geldt als een natuurlijk gegeven.

Einstein realiseert zich ook dat een grote mate van arbeidsverdeling (dus geen zelfvoorzienende economie) en gecentraliseerde productiemiddelen noodzakelijk zijn. Hij onderschrijft ook het feit dat er zelfs sprake is van een mondiale economie.

In het essay gaat Einstein verder met het aanduiden van de essentie van de toenmalige crisis, namelijk dat wat toendertijd “het sociale vraagstuk” werd genoemd. In de samenleving wordt de mens alleen aangesproken in zijn egoïstische driften en verkommeren zijn sociale driften. Volgens Einstein kan de mensheid alleen zin of betekenis in het leven vinden als men zich met toewijding inzet voor de samenleving.

De economische anarchie van de kapitalistische samenleving in zijn tijd was de ware bron van het kwaad. Het is belangrijk om je te realiseren dat de productiemiddelen alsook de kapitaalgoederen voor het grootste deel particulier (privé-) eigendom waren. De eigenaar van de productiemiddelen verkeert in de (luxe)positie dat hij de arbeidskracht kan “kopen” en dan ook de voortbrengselen van diens arbeid (lees goederen of consumentenartikelen) weer tot zijn eigendom rekende. Belangrijk hierbij is ook de verhouding tussen de waarde van zijn geleverde arbeid in de zin van goederen en de betaling voor die arbeid (loon). De kapitalist betaalt niet voor de waarde van de geleverde productie, maar naar de minimum maatstaven en afhankelijk van de druk op de arbeidsmarkt.

Daarnaast is het zo dat het privé kapitaal van deze entrepreneurs de neiging heeft zich steeds verder te concentreren in steeds minder handen. Concurrentie, techno-logie en schaalvergroting zijn daar debet aan. Hierdoor ontstaat een oligarchie (de macht en kapitaal liggen in handen van een kleine groep). Dit kan ook niet goed gecontroleerd worden door een democratische, politieke samenleving. Einstein gaat nog verder door te stellen dat deze kapitalisten , direct en indirect de belangrijkste bronnen van informatie zoals pers, media en onderwijs controleren ten koste van de politiek bewuste burger.

Het winstmotief is verantwoordelijk voor de economische instabiliteit en leidt onherroepelijk tot toenemende ernstige economische en financiële crises. Onbegrensde concurrentie leidt tot een enorme verspilling van arbeid (en energie en grondstoffen) en dus toenemend egoïsme.

Was Einstein een socialist of communist?
Hij zag maar een oplossing voor al deze kwalen en dat was de stichting of realisatie van een socialistische economie, vergezeld van een onderwijssysteem dat gericht is op sociale doelen.

“In een socialistische economie zijn de productiemiddelen in handen(eigendom) van de gehele samenleving en dienen gebruikt te worden op een bewust geplande manier. Dat is in de vorm van een planeconomie waarbij de productie afgestemd is op de behoeften van de mensheid en waarbij het werk verdeeld wordt over alle mensen die in staat zijn om te werken en een levensonderhoud garandeert voor iedere man, vrouw en kind”.

Aanvullend stelt Einstein is het nodig dat we ons realiseren dat een planeconomie nog geen socialisme is, want een planeconomie kan ook vergezeld gaan van volledige slavernij van het individu. Zonder het te schrijven bedoelt hij waarschijnlijk het communisme in Rusland onder Stalin en het China van Mao. Hij wilde kennelijk ook niet dat de productiemiddelen in handen kwamen van de overheid, zoals bij het communisme het geval is en zoals aangegeven door Karl Marx.

Het welslagen van socialisme vereist de oplossing van enkele zeer moeilijke sociaal-politieke problemen, zoals vergaande centralisatie van economische macht en het voorkomen van een verspillende bureaucratie. Hiermee laat Einstein blijken dat hij bescheiden is en ook geen konijn uit de hoge hoed kan toveren die een panacee is voor alle problemen. Hij heeft geen kant-en-klaar model of blauwdruk, maar slechts een richting en dat is die van een socialistische economie.

Hier ligt voor ons nog steeds de uitdaging: “Hoe realiseren we een socialistische economie”?

Ruud Thelosen
SP-redactie afdeling Eindhoven

U bent hier