h

Nieuwe vragen over Air Liquide

6 januari 2011

Nieuwe vragen over Air Liquide

Naar aanleiding van de brand bij Chemie Pack in Moerdijk op woensdag 5 januari stelde de SP de volgende vragen aan het college. Fractie voorzitter Ans Heesterbeek diende de vragen in, met dank aan Bernard Gerard.

Gisteren is er een uitzonderlijk hevige brand uitgebroken bij de onderneming Chemie Pack Nederland BV in de gemeente Moerdijk. Op het moment dat dit geschreven wordt, is het nog niet duidelijk of een unieke manier om een dergelijke grootschalige brand te blussen, nl het in een korte en grootschalige operatie afdekken van deze brand met een enorme laag blusschuim, zal werken.

Zoals u weet, werkt de SP mee aan een procedure bij de Raad van State tegen de milieuvergunning van Air Liquide op het industrieterrein De Hurk. Deze procedure loopt nog en het is niet onze bedoeling u uitspraken te ontlokken, die rechtstreeks van invloed kunnen zijn op de lopende procedure. Daartoe bestaat overigens wel aanleiding. Zowel bij Chemie Pack als bij Air Liquide gaat het om BRZO – ondernemingen, waarbij de effecten van een ongeval zich ver buiten de grenzen van de inrichting kunnen uitstrekken. Bij beide ondernemingen is sprake van een grootschalige opslag van gevaarlijke chemische stoffen, bij beide vinden mengactiviteiten plaats, bij beide is sprake van expeditieactiviteiten.

Het is ons niet ontgaan dat geraadpleegde deskundigen op de TV als professor Ale (Rampenbestrijding) en toxicoloog Helsloot regelmatig het woord “rampenbestrijding” in de mond namen, waarvan uw College in antwoord op eerdere vragen van de SP over Air Liquide nog niet wilde weten. Wij zagen op de TV brandweerlieden, geknield op het asfalt, bezig met de aanvalsplanning.

Het is ons evenmin ontgaan dat alarmering van de bevolking nodig was tot op vele kilometers afstand windafwaarts van de brand, en dat deze afstand mede bepaald werd door toevallige atmosferische kenmerken.

Verder is ons niet ontgaan dat Chemie Pack dagelijks een lijst van aanwezige gevaarlijke stoffen (80 pagina’s lang) moest aanleveren bij de Brandweer (dus niks in een kastje bij de portiersloge).
Tenslotte viel ons op, dat er bij Chemie Pack sprake was van een zeer moderne vergunning (oktober 2010) met alle toeters en bellen, zoals een Veiligheidsrapportage, een QRA, etc.

Wij willen ons nu echter beperken tot een deelaspect, namelijk de gevolgen van een en ander voor het te vernieuwen Bestemmingsplan De Hurk dat, zoals bekend, uit 1988 stamt en dus inmiddels 22 jaar oud is. Wij willen u enkele observaties en analyses meegeven en wij hopen, dat u die bij de vernieuwing van het bestemmingsplan betrekt.

Op de eerste plaats nemen wij waar, dat de veiligheidswetgeving niet in zijn doelstelling slaagt om externe domino-effecten te voorkomen. Bij Chemie Pack ging het aangrenzende pand van Wärtsila mee ten onder, en overigens ook bij Timco Valkenswaard (nota bene nog niet eens een BRZO-bedrijf) gingen de complexen aan weerszijden mee.

Op de tweede plaats constateren wij, dat in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI 3.2 (01-07-2009) voor het berekenen van het groepsrisico aannames gemaakt worden. Zo wordt aangenomen dat in woon- en industriegebieden overdag 7% van de bevolking buiten is en 93% binnen (module B blz 13). In diezelfde Handleiding worden (module B, blz 23 en 24) aan het “binnen zijn” over het algemeen sterke beschermende effecten toegekend. Daarmee worden veiligheidsberekeningen gekoppeld aan menselijke gedragingen. Het maakt immers uit of personeelsleden van bedrijven op De Hurk bij het afgaan van het luchtalarm in reactie op een incident bij Air Liquide hun bedrijf invluchten cq daar blijven, of dat zij proberen ieder voor zich per auto of fiets het gebied rond Air Liquide te ontvluchten. Er ontstaat als het ware een niet-lineair en onvoorspelbaar element in de berekeningen.

Op de derde plaats constateren wij dat, in afwijking van de concept-vergunning, de Handleiding Risicoberekeningen voornoemd wel degelijk aandacht schenkt aan de verrijking van de atmosfeer met ontsnapte vloeibare zuurstof (Module B blz 26). Bij Air Liquide staan stationaire tanks met in totaal 43 m3 vloeibare zuurstof, welke niet in de QRA-berekeningen meegenomen zijn.

Op de vierde plaats constateren wij dat de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen in een rapport uit 2010 fundamentele kritiek levert op de manier, waarop de Quantitative Risk Assessments (QRA’s) berekend worden. De Adviesraad vindt een QRA als zodanig een groot goed, maar vindt dat de huidige berekeningswijze schijnzekerheid oproept (die tot uiting komt in de ligging van de 10 -5 – en 10 -6 – contouren), De fysieke veiligheid wordt, aldus de Adviesraad, opgeofferd aan de juridische veiligheid. Bovendien wordt de QRA alleen maar gebruikt om middels contouren delen van de openbare ruimte te claimen en niet om maatregelen, die de veiligheid aan de bron bevorderen, te treffen.

Op de vijfde plaats constateren wij dat de Veiligheidsregio, in reactie op de Ontwerpbeschikking Air Liquide (28 juni 2010) uitspraken doet die ruimtelijke gevolgen hebben. Zo adviseert de Veiligheidsregio om binnen 380 m van Air Liquide geen verminderd zelfredzame personen te situeren – hetgeen er op lijkt te duiden dat de Veiligheidsregio ervan uit gaat dat iedereen bij een calamiteit probeert te ontsnappen.

Verder adviseert de Veiligheidsregio om de bevoegdheid om het luchtalarm aan te zetten direct bij de Meldkamer te leggen en niet hogerop bij het College – de tijdschaal van een incident is immers slechts enkele minuten (beduidend minder dan de opkomsttijd van de Brandweer). Verder adviseert de Veiligheidsregio om in noodsituaties niet alleen het zenden van informatie, maar ook het ontvangen daarvan en het daarnaar handelen door de bevolking te organiseren. Ook adviseert de Veiligheidsregio om in het bestemmingsplan vast te leggen dat bij nieuw- of herbouw binnen 380 m van Air Liquide voorzien moet worden in een centraal afsluitbare ventilatie van panden.

Dit alles gezegd zijnde, komen wij tot de volgende vragen:

  1. Op welke termijn wordt het 22 jaar oude BP De Hurk gemoderniseerd?
  2. Hangt deze termijn af van de uitspraak van de Raad van State over de milieuvergunning van Air Liquide?
  3. Is het College het met de SP eens dat in dit nieuwe bestemmingsplan een gebiedsgebonden veiligheidsparagraaf opgenomen moet worden, die de fysieke veiligheidsproblemen op De Hurk in voldoende mate afdekt?
  4. Is het College het met de SP eens dat de huidige wetgeving het risico van externe domino-effecten blijkbaar te laag inschat?
  5. Is het College het met de SP eens dat gewenst en te verwachten menselijk gedrag deel moeten uitmaken van deze veiligheidsparagraaf?
  6. Is het College het met de SP eens dat hiertoe aannemelijke scenario’s ontwikkeld moeten worden, die aan de omgeving worden meegedeeld en die zelfs worden geoefend?
  7. Heeft het College een opvatting over het rapport van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen, meer speciaal over de manier waarop in dit rapport de berekening van de ligging van de risicocontouren bekritiseerd wordt?
  8. Is het College het met de SP eens dat bij de vaststelling van de ligging van de contouren ten onrechte geen rekening gehouden is met de aanwezigheid van grote tanks met vloeibare zuurstof?
  9. Hoe staat het College tegenover de aanbeveling van de Veiligheidsregio om (na een incident bij Air Liquide) de bevoegdheid tot het inschakelen van de sirenes bij de Meldkamer te leggen?
  10. Hoe staat het College tegenover de aanbeveling van de Veiligheidsregio om in het BP op te nemen dat her- of nieuwbouw op De Hurk voorzien wordt van een centraal afsluitbare aanzuiging?

Ans Heesterbeek
Fractie voorzitter SP Eindhoven

U bent hier