h

Aan de vooravond van de hoorzitting over de Lokale Educatieve Agenda

17 februari 2008

Aan de vooravond van de hoorzitting over de Lokale Educatieve Agenda

Tijdens de begrotingsbehandeling van 2007 dienden PvdA, VVD, Groen Links en de VVD een amendement in, waarin stond dat er binnen de middelen van de Lokale Educatieve Agende (LEA) €607.000 gereserveerd moest worden voor schoolbegeleiding. Het amendement werd aangenomen.

De SP had sympathie voor de gedachte maar stemde toch tegen, want dat doet de SP altijd als de consequenties van een besluit niet in te schatten zijn. Hier was dat zo. De financiële systematiek van de LEA is dermate ingewikkeld, dat de SP ten tijde van de motie zelfs niet kon inschatten of de motie een vooruitgang of een achteruitgang betekende. Waarschijnlijk is het aantal mensen, dat echt weet hoe dat verhaal in elkaar zit, op de vingers van één hand te tellen.

Vandaar dat de SP er een ander initiatief tegen aan gooide, namelijk een motie om hierover een hoorzitting te beleggen. Dan konden we “het veld” horen om tot beter begrip te komen van wat bedoeld werd en wat feitelijk gerealiseerd werd. Dit idee kreeg ruim steun.

Op maandag 18 februari verschijnen er zeven schooldirecteuren voor de hoorcommissie, op maandag 25 februari nog eens twee directeuren, de DOBA en vier of vijf besturen. De voorbereiding door politici van de vier grote partijen en Groen Links, en de griffie, verliep geruisloos.

Hoewel het thema van de hoorzitting in beginsel weinig opvallend oogt, doken er in de voorbereiding een merkwaardig ruim aantal “grote vragen” op. De zaak is niet alleen technisch niet eenvoudig, maar politiek en bestuurlijk ook niet. Bijvoorbeeld:

  1. Hoe past het onderwijs in het grotere geheel van jeugdzorg en jeugdbeleid?
  2. Wie is er op lokaal niveau de baas over het onderwijs (en wie zou de baas moeten zijn): de gemeente, de schoolbesturen of beide samen?
  3. Hoe gaf de gemeente vorm aan de relatie met de schoolbesturen en hoe verandert dat? Is de gebruikelijke subsidieverhouding daartoe nog geschikt?
  4. Welke doelen moeten met de LEA bereikt worden? Hoeveel geld gaat er naar toe uit welke bron en onder welke condities, en naar welke doelen gaat het toe? Hoe wordt dit geld beheerd?
  5. Wie is onze partner, de schoolbesturen of de afzonderlijke scholen? In welke mate vertegenwoordigen de schoolbesturen hun schoolleiders?
  6. Hoe zit het in theorie en in praktijk met de marktwerking in de schoolbegeleiding?

Op dit moment lijkt het onderwerp geen aanleiding te geven tot veel politiek vuurwerk. Dat is echter wel eens anders geweest. De voorgenomen bezuiniging op de schoolbegeleiding leidde een aantal jaren geleden tot volle tribunes, tientallen insprekers en heftige debatten.

Het is niet logisch om nu al vooruit te lopen op de uitkomst van een onderzoek dat nog van start moet gaan. We zullen geïnteresseerden via deze site informeren als er nieuws is.

Bernard Gerard

U bent hier